Lezers die moeite hebben met een tekst moeten een aantal obstakels overwinnen die, wanneer ze daar niet in slagen, een enorme hindernis kunnen worden. Dit geldt zowel voor degene die leesmoeilijkheden heeft als z’n opvoeders (ouders, leerkrachten, etc.) Hieronder een opsomming van deze hindernissen.

Lezers die moeite hebben met een tekst moeten een aantal obstakels overwinnen die, wanneer ze daar niet in slagen, een enorme hindernis kunnen worden. Dit geldt zowel voor degene die leesmoeilijkheden heeft als z’n opvoeders (ouders, leerkrachten, etc.) Hieronder een opsomming van deze hindernissen.
 
1. De Ervaring van een Lezer.
 
Tien tegen één dat een met de tekst worstelende lezer niet veel leeservaring heeft. Er is een grote ongelijkheid in de hoeveelheid lees(voorlees)ervaring die kinderen hebben wanneer ze voor het eerst naar school gaan: sommigen hebben geen enkele ervaring met boeken, terwijl anderen meer dan 1000 uur van kwalitatief hoogwaardige leeservaringen hebben met hun ouders. Kinderen die geen enkele omgang met boeken hebben gehad weten bijvoorbeeld vaak niet eens waar een boek begint, welke leesrichting de tekst heeft en waar het boek eindigt. Kinderen zonder boekervaring hebben waarschijnlijk geen lezende ouders, dus zien ze lezen niet als een alledaagse activiteit waar ze plezier aan kunnen beleven. Met het verstrijken van de tijd, neemt het verschil in de hoeveelheid leeservaring dat een met zichzelf worstelende lezer heeft alleen maar toe.
 
Oplossing: Meer contact met boeken voor, gedurende en na school. Maar dit is makkelijker gezegd dan gedaan omdat sleutelfiguren als ouders de beginnende lezer de helpende hand moeten toesteken.
 
2. De Strijd om Zelfvertrouwen.                                                                        
 
Met de tekst worstelende lezers schamen zich er vaak voor samen met leeftijdgenoten te lezen omdat ze niet net zo goed kunnen lezen. Ze zijn het mikpunt van kritiek, grappen, en geplaag wanneer ze hun leeftijdgenoten iets voorlezen, dit mijden ze dus als de pest. Ze willen vaak met opzet de klas uitgestuurd worden wanneer het leesuurtje nadert. Wanneer ze een leesbeurt krijgen, doen ze vaak net alsof ze extra veel moeite hebben met de tekst omdat ze uit ervaring weten dat een ander het dan overneemt. Als ze er toch inslagen iets hardop voor te lezen, zijn ze meer geobserdeerd over het klinken van hun eigen stem in het klaslokaal dan dat ze de betekenis van de tekst doorgronden.                                                                                            
Oplossing: Laat slecht lezende leerlingen een-op-een oefenen met een leraar of een leeftijdgenoot, die ze dan positieve feedback kan geven. Laat ze vantevoren een voor te lezen tekst oefenen thuis. Instrueer de klas stil te zijn wanneer een leerling iets voorleest, zodat deze zich helemaal op de tekst kan concentreren.
 
3. De Motivatie Strijd.                                                                                                                             
Wanneer een student of leerling zichzelf als een slechte lezer of niet-lezer ziet, dan zijn ze ook niet gemotiveerd dit te veranderen. Ze zien er helemaal geen heil in om te leren lezen. Als er geen intrinsieke of extrinsieke motivatie is te gaan lezen, dan geven ze dit volledig op. Mensen die moeite hebben met lezen hebben een defaitistische neiging ten op zichte van lezen omdat ze al voor zichzelf besloten hebben dat ze toch niet kunnen lezen. Studenten zijn niet geinteresseerd in lezen omdat ze het toch niet lukt om een boek uit te lezen. Lezen wordt zo steeds meer als negatieve activiteit gezien dus gaan ze zich richten op andere activiteiten waar ze wel goed in zijn (bijvoorbeeld sport).
 
Oplossing: Geef de zwoegende lezer veel goede redenen om te leren lezen. Laat ze bijvoorbeeld de beroepen zien waarvoor goed kunnen lezen noodzakelijk is om maar te zwijgen van de voordelen voor hun schoolloopbaan. Voor met een tekst zwoegende lezers is het belangrijk dat ze succes ervaren – dat is de intrinsieke motivatie – in het veelvuldig lezen van een tekst. Doeleinden dienen door leraren zo gezet te worden dat ze ook haalbaar zijn op de korte termijn. Voor weer andere studenten met leesmoeilijkheden zal extrinsieke motivatie werken. Een leraar zou ze bijvoorbeeld een kleine beloning kunnen geven als ze een bepaald leesdoel bereikt hebben. Maar het is wel belangrijk dat er van het extrinsieke naar het intrinsieke wordt bewogen omdat de laatste op den duur meer gewicht in de schaal leggen.
 
4. De Stijd om het Bevattingsvermogen.
 
Veel met een tekst worstelende lezers zijn in staat zonder problemen de inhoud te ontcijferen, maar ze hebben geen idee waar deze inhoud over gaat. Ze kunnen heel goed algemene vragen over de tekst beantwoorden, maar kunnen geen vragen beantwoorden die een hoger nivo van kennisinhoud vergen.
Oplossing: Goede lezers kunnen snel de betekenis van een tekst doorgronden – ze lezen, ze vragen zich af, ze interpreteren, ze hebben zelf-controle, ze verduidelijken, oordelen, voorspellen, ze doen alles dat iemand met leesmoeilijkheden niet doet. De oplossing is de met een tekst worstelende lezer alle lees-strategieën te leren die goede lezers gebruiken. Wat eigen is aan goede lezers is een raadsel voor slechte lezers. Ze moeten de gelegenheid krijgen deze lees-strategieën te leren.

Conclusie: Iedere lezer die moeite heeft met het lezen van een tekst is uniek. Er zijn veel redenen waarom iemand niet goed kan lezen. Ze kunnen een leerachterstand hebben of gebukt gaan onder een slechte thuissituatie. Wat het ook is, probeer als leraar of als leeftijdgenoot je de moeilijkheden die iemand met het lezen van een boek of tekst kan hebben in te beelden en sta ze zoveel mogelijk bij in het overwinnen van die moeilijkheden. Iemand die goed kan lezen is beter opgewassen tegen het leven. Onderschat niet het belang hiervan. Angst en haat komen maar al te vaak voort uit ongeletterdheid.