Voor sommige schrijvers is schrijven zowel een manier van leven als een manier om hun leven te riskeren. Vorig jaar werden 890 schrijvers en journalisten over de hele wereld vermoord, gevangengezet of aangevallen.
Dat is door PEN Internationaal, een wereldwijde vereniging van schrijvers, vastgesteld. Recent werd door PEN, Ken Saro-Wiwa, een Nigeriaanse schrijver die wegens z’n politieke betrokkenheid in 1995 werd opgehangen, herdacht.
Als een getuigenis van de angstwekkende kracht van z’n woorden, werd z’n lichaam door de handlangers van de militaire dictatuur in Nigeria overgoten met zuur en in een anoniem graf begraven.
Er zijn her en der verspreid over de wereld uit hun geboorteland gevluchte schrijvers. Zo is er de Iraakse schrijfster en journaliste Mayselum Hadi, die in Amerika domicilie heeft gekozen. Ze zei over haar vaderland dat ze de jaren dat ze weg was zag als jaren waarin ze niet leefde.
Ze is nu bezig met het vertalen van enkele verhalen van het Arabisch in het Engels. Haar boek “De Wereld Min 1” is haar visie op de eerste Golf Oorlog.
Dichter Xue Di, een activist die meedeed aan de opstand op het Plein van de Hemelse Vrede in 1989 en verbannen sinds 1990, brengt alleen imaginaire bezoekjes aan thuis. “Als ik in het Chinees schrijf,” zei hij, “dan maak ik contact met m’n cultuur”.
Dit jaar zal Di een boek publiceren dat hij van het Engels in het Chinees vertaalt, met als titel: “A View Along the Running Edge”.
De Iraanse schrijver Shahriar Mandanipour schreef ooit verhalen terwijl hij onder vuur lag van de artillerie in Iran-Irak oorlog. Na drie jaar in de Verenigde Staten, maakt hij zich zorgen dat voor ieder nieuw Engels woord dat hij leert, er een woord uit het Farsi – een taal die hij z’n “schat” noemt – verdwijnt.
Waarom schrijven ze eigenlijk nog?
Hadi – de auteur van een boek uit het Saddam-tijdperk, met als titel: “Dingen die niet gebeurd zijn” – noemde schrijven “het afleveren van een boodschap.”
Pierre Mujomba vluchtte uit z’n geboorteland Congo in 2003. Hij schrijft (in het Frans) om de wereld een Afrika te laten zien dat is gekenmerkt door corruptie een autoritair leiderschap.
“Ik wil dat men ook in de toekomst weet wat er gebeurt in mijn land,” zei hij over z’n verhalen, gedichten en toneelstukken. “Wat we schrijven zijn geen geschiedenisboeken, maar het is deel van de geschiedenis.”
En hoe zit het met de censuur?
Boeken bieden de mogelijkheid jezelf erachter te verbergen, zegt Di, maar gedichten daarentegen zijn emotioneel naakt – en was in het verleden een directe uitnodiging voor de gevangenis.

 Mujomba schreef ooit een toneelsstuk dat door de censors in Kinshasa werd afgekeurd. Daarom liet hij het in de Franse ambassade opvoeren. Na de voorstelling werd het stuk in de ban gedaan. “Ze hebben mij niet gearresteerd,” zei Mujomba, “maar ze arresteerden de voorstelling.”

De censuur neemt soms een religieuze wending, zei Mandanipour, “zoiets als in de Middel Eeuwen.”
In een verhaal gepubliceerd in een literair tijdschrift dat hij uitgaf, zaten een jongen en een meisje rug tegen rug op een bank in het park. De scene verdiende een waarschuwing van de Iraanse censors, zei een verbaasde Mandanipor, omdat deze “te sexy” zou zijn.
Z’n nieuwe boek heet niet geheel toevallig: “Het censureren van een Iraans liefdesverhaal.”

Posted via email from lezers-en-schrijvers